Voorkomen infecties bij verminderde afweer
Op deze pagina leest u meer over het voorkomen van infecties bij een verminderde afweer en de behandelmogelijkheden. U kunt een verminderde afweer hebben door bijvoorbeeld een ziekte, als u medicijnen gebruikt of gaat gebruiken die de afweer onderdrukken of als u een transplantatie hebt gehad of nog gaat krijgen.
Behandelmogelijkheden
Bij een verminderde afweer hebt u een hogere kans op infecties. Daarnaast kan het beloop van een infectie ernstiger zijn. Er zijn verschillende behandelmogelijkheden om het infectierisico te verlagen:
- Vaccinatie: Om u te beschermen adviseren we tegen bepaalde infecties te vaccineren. U kunt hierbij denken aan een vaccinatie tegen Influenza (griepvirus) of Pneumokokken (bacteriën die voorkomen in neus- en keelholte).
- Screening: Vaak kijken we of er sprake is van een ‘latent’ aanwezige infectie. Dit is een infectie die geen problemen veroorzaakt zolang er sprake is van een goed afweersysteem. Bij een verminderde afweer kan de infectie wel klachten geven. Een voorbeeld hiervan is tuberculose. Indien nodig kunnen we behandeling starten met antibiotica.
- Preventie: Soms is het nodig om de kans op een infectie te verlagen door bijvoorbeeld preventief een antibioticakuur te geven als we een behandeling starten die de afweer onderdrukt.
De arts bespreekt met u de behandelmogelijkheden.
Meer over vaccinatie bij verminderde afweer
Moment van vaccinatie
Een aantal vaccinaties is minder effectief of mogen we niet geven wanneer u al een verminderde afweer hebt. Daarom geven we vaccinaties bij voorkeur voor de start van afweeronderdrukkende medicatie. Ook wanneer u al een verminderde afweer hebt of al afweeronderdrukkende medicijnen gebruikt, kan vaccinatie nog steeds zinvol zijn.
Werking van vaccinatie bij afweerstoornissen
Vaccins bestaan meestal uit geïnactiveerde (dood gemaakte) virussen of onderdeeltjes van bacteriën of virussen. Vaccins kunnen de ziekte niet veroorzaken, maar zorgen er wel voor dat het lichaam reageert door antistoffen aan te maken. Als u in de toekomst in aanraking komt met dit virus of deze bacterie dan herkent uw lichaam die en worden antistoffen sneller aangemaakt. Afhankelijk van het type afweerstoornis of type vaccin, kan het zijn dat een vaccinatie minder effectief is. Het kan dan nodig zijn om, met een bloedbepaling, te kijken of er voldoende antistoffen zijn aangemaakt. Zo nodig kunnen we een extra vaccinatie geven. Ook kan het voorkomen dat, door de afweerstoornis, vaccinatie niet zinvol is. Per persoon kijken we naar de beste mogelijkheid.
Levend verzwakte vaccins niet mogelijk
Levend verzwakte vaccins zijn vaccins die geen geïnactiveerd virus bevatten maar een levend verzwakt micro-organisme (bijvoorbeeld een virus of bacterie). Bij mensen met een goede afweer, kunnen we deze vaccins veilig geven. Bij mensen met een verminderde afweer, kan deze vaccinatie tot ernstige ziekte leiden. Daarom mogen we levend verzwakte vaccins niet geven aan mensen met een verminderde afweer. Voorbeelden van levend verzwakte vaccins zijn het gele koorts vaccin (een reisvaccin) en het BMR (bof, mazelen, rode hond) vaccin.
Reizen met een verminderde afweer
Mocht u (in de toekomst) willen reizen buiten Europa, bespreek dit dan met uw behandelend arts. Dan kunt u de juiste reisvaccinaties krijgen voordat u start met afweeronderdrukkende medicatie. Zo voorkomen we dat u niet naar bepaalde landen kunt reizen omdat u niet de juiste vaccins hebt ontvangen.
Ook adviezen ter voorkoming van infecties, bijvoorbeeld malaria, zijn vaak anders dan voor personen met een goede afweer. Het advies is daarom om voor elke reis buiten Europa, tijdig reisadvies in te winnen bij een vaccinatiecentrum dat hierin gespecialiseerd is. U kunt hiervoor uiteraard ook bij ons terecht.